Statia heeft een rijke maritieme geschiedenis die teruggaat tot het midden van de 17e eeuw toen het een belangrijke handelspost en vrijhaven was. De strategische ligging van het eiland maakte het tot een handelsknooppunt en de rol als vrijhaven hielp het te vestigen als een belangrijk handelscentrum voor kooplieden uit de hele wereld.
De Nederlanders, die toen over Statia heersten, zagen een kans om een handelscentrum op het eiland te vestigen omdat Europese naties de kolonies in de Nieuwe Wereld hadden verboden om handel met elkaar te drijven. De ligging van Sint-Eustatius buiten de jurisdictie van de Europese mogendheden en zijn status als vrijhaven, waar geen rechten of belastingen werden geheven, maakten het tot een gewilde bestemming voor handelaren. Het eiland werd al snel een handelscentrum, waar elk jaar schepen een verscheidenheid aan goederen vervoerden, waaronder meubels, wijn, kleding, keramiek, specerijen, tabak, slaven en meer, om te verkopen en te ruilen. De export omvatte onder meer wijn, indigo, katoen, suikerriet, koffie, suiker, melasse en rum.
De rol van het eiland als vrijhaven en handelscentrum droeg ertoe bij dat het een belangrijk handelsknooppunt in de regio werd. Door zijn ligging was het een belangrijke stopplaats voor schepen van en naar Amerika, Europa en Afrika. De positie van Sint-Eustatius maakte het mogelijk een middelpunt te worden voor de slavenhandel, die in de 17e en 18e eeuw een belangrijke bijdrage leverde aan de economie van het eiland. Helaas werden veel van de slaven die naar het eiland werden gebracht, gebruikt voor arbeid en verhandeld, waardoor Sint-Eustatius een knooppunt werd van de trans-Atlantische slavenhandel. De herinnering daaraan blijft vandaag de dag bij hen in de vorm van hun blauwe kralen die men kan vinden in de oceanen tijdens het duiken, of gewoon wandelend langs het strand van Benedenstad of gewoon overal op het eiland. Deze kralen werden ooit als betaalmiddel gebruikt en ook aan de slaven gegeven wanneer zij werkten. Toen de slavernij werd afgeschaft, werden de kralen van de slaven van de kliffen in zee gegooid.
De handel werd echter voortgezet en de economie bloeide tot 1795, toen de Fransen de macht weer overnamen en een einde maakten aan de vrije handel. Het eiland wisselde 22 keer van eigenaar tussen de Nederlanders, Fransen en Britten voordat de Nederlanders uiteindelijk in 1816 de controle terugkregen en deze in controle bleven.
Vandaag de dag wordt Sint-Eustatius beschouwd als een openluchtmuseum, omdat veel van zijn geschiedenis zichtbaar is in de architectuur en de ruïnes rond het eiland. De geschiedenis is complex en soms triest om aan terug te denken, maar het maritieme verleden heeft het eiland geholpen te vormen tot de levendige en unieke plek die het nu is.